St. Elisabethsvloed

Verantwoording 

De Sint Elisabethsvloed en haar verwoestende gevolgen houdt al eeuwenlang mensen in haar ban. Er leek een duidelijk beeld te zijn van wat er op 18 en 19 november 1421 in de Grote Waard gebeurde. Legendevorming had echter bezit genomen van de Sint Elisabethsvloed en creëerde een eigen beeld van wat er gebeurd zou zijn. 
Het werd een beeld zoals Johan van Beverwijk het in 1640 beschreef: ‘De stadt Dordrecht lag eertijds op het vasteland, het werd een eiland toen in het jaar 1421 de stad door ‘de groote ende vreeselicke vloet’ van het vasteland afgescheurd, ‘als op de baren begon te drijven.’ Het gevolg van het beeld van de ‘vreselijke vloed’ was, dat ook de materiële schade en het menselijk leed daarmee steeds dramatischer werd beschreven en afgebeeld. Vooral in de 20e eeuw kwam de vraag op: is ons beeld van de Sint Elisabethsvloed wel correct? Een andere belangrijke vraag was lange tijd: is alles in één klap vergaan of was het een geleidelijk proces van verval? Dit leidde terug naar de schriftelijke bronnen die ons over de werkelijkheid kunnen informeren. angzamerhand ontpopte zich een steeds duidelijker beeld van het geleidelijk verdwijnen van het landschap en de cultuur van de Grote Waard. 

Vooral in de 20e eeuw kwam de vraag op: is ons beeld van de Sint Elisabethsvloed wel correct? Een andere belangrijke vraag was lange tijd: is alles in één klap vergaan of was het een geleidelijk proces van verval? Dit leidde terug naar de schriftelijke bronnen die ons over de werkelijkheid kunnen informeren. angzamerhand ontpopte zich een steeds duidelijker beeld van het geleidelijk verdwijnen van het landschap en de cultuur van de Grote Waard. 
Ik was blij met de bevindingen van de oude en nieuwe schrijvers die geen geringe arbeid hebben verricht in hun onderzoek naar de Sint Elisabethsvloed en de Grote Waard. Ik som hen op van wier werk ik dankbaar gebruik heb gemaakt: Beekman, De Bont, Fockema Andreae, Gottschalk, De Groot, Helmus, Hendricx, Hingman, Leenders, Van Rheineck Leijssius, Ramaer en Stol. Ik heb hun werk gelezen, geanalyseerd, geïnterpreteerd, bekritiseerd en mijn gedachten erover laten gaan. Mede dankzij hen kon ik tot conclusies komen. Daarnaast heb ik een beperkt gebruik gemaakt van andere schrijvers, die allen in de literatuurlijst zijn opgenomen. 
Het probleem bij de opgesomde schrijvers en mijzelf was om te komen tot een verantwoorde interpretatie van de inhoud van oude charters, akten en rekeningen. Een tweede probleem was het gebruik van de landkaarten. Originele kaarten zijn zeer relevant, maar de geografisch verantwoorde kaartvorming startte pas met het begin van de 16e eeuw. Voor 1500 zijn er slechts wat proceskaarten. Vanaf de 19e eeuw zijn er reconstructiekaarten die onderzoekers op grond van hun bevindingen hebben gemaakt. Bij de proceskaarten ontbreekt de geografisch correcte weergave. Bij de reconstructiekaarten blijft het gissen of men een juiste keuze heeft gemaakt. 
Door diverse van de genoemde schrijvers is ook de zuidwesthoek van de Grote Waard meegenomen. Een gebied dat in de middeleeuwen aan de bovenzijde begrensd werd door de rivier de Maas. Vanaf de dam in de Maas bij Maasdam liep de westdijk richting Strijen en de zuiddijk richting Lage Zwaluwe. In het gebied daar tussen lagen de verdwenen dorpen Broek, Weede en Wieldrecht. Dat gebied ligt nu in de zuidoosthoek van de Hoeksche Waard. De resultaten van hun onderzoek zijn waardevolle stukjes mozaïek. Maar er zijn bronnen en mogelijkheden onbenut gebleven. Door ook die mozaïekstukjes te gebruiken, was het mogelijk een completer beeld te creëren. Door nauwkeurige analyse en vergelijking van de bronnen, kaarten en bodemvondsten heb ik met behulp van logisch denken een acceptabele reconstructie kunnen maken. Het boek is een zoektocht naar de oorzaken en gevolgen van de Sint Elisabethsvloed op 18 en 19 november 1421. Daarvoor is het nodig een blik te werpen op de Grote Waard en de waterhuishouding daarin, met dammen en sluizen. Die Grote Waard ging ten onder, maar was dat in één klap of in fasen? We starten met een kritische blik op de Sint Elisabethsvloed-panelen, die ooit een onderdeel waren van een retabel in de Grote Kerk van Dordrecht. Het beeld van de vloed die de Grote Waard instroomt is schitterend verbeeld, maar roept tegelijk tal van vragen op. 

Langzamerhand brengt de zoektocht ons in de zuidwesthoek van de Grote Waard, de huidige zuidoosthoek van de Hoeksche Waard. Er bestaat geen helder beeld van de invloed van de Sint Elisabethsvloed in dat gebied. Hier bevonden zich in 1421 vier kerkdorpen: Broek, Strijen, Weede en Wieldrecht. Daarvan rest alleen Strijen. Wat is er met de drie andere dorpen gebeurd? Het was boeiend om door analyse, vergelijking en het toepassen van logica tot verrassende ontdekkingen te komen. Langzaamaan borrelde er een beeld boven. Bij het onderzoek naar de sporen van de verdwenen kerkdorpen werd een bevestiging gevonden van de gefaseerde ondergang van de Grote Waard. Vanaf 1436 probeerde men weer land in te polderen en daarmee terug te winnen. Aan de verdronken dorpen kon een bestaande locatie worden gekoppeld. Vanuit de primaire bronnen en authentieke kaarten bleek er veel meer over de verdronken dorpen en hun omgeving te vertellen, dan bij de start van dit boek werd gedacht. In een narratieve beschrijving kon door het onderzoek een aannemelijke voorstelling gemaakt worden van wat er in de nacht van 18 op 19 november 1421 plaatsvond in de Grote Waard en in de zuidoosthoek van de huidige Hoeksche Waard. 

Oorzaken voor het verval van de Grote Waard. 
Er worden tal van redenen opgesomd die tot de inundatie van de Grote Waard hebben geleid: 
1. Het dalen van het maaiveld door landbouw en het moeren. 
2. Door de vele afdammingen was de waterlozing een probleem. 
3. De Hoekse en Kabeljauwse twisten leidden tot verdeeldheid. 
4. Er was weinig gemeenschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel. 
5. De Waard was voor die tijd te groot om goed te kunnen onderhouden. 
Er is een voorgeschiedenis van herhaalde doorbraken vanaf 1374 in de zeedijk bij Broek en de rivierdijk bij Werkendam. Dit leidde tot de logische veronderstelling dat de inbraken van 1421 ook op deze zwakke plekken plaatsvonden. 

Sporen van de Sint Elisabethsvloed. 
Bij bodemonderzoek werd een relatie aangetoond tussen Sint Elisabethsvloedafzettingen en archeologische sporen. 
De aangetroffen Sint Elisabethsvloedafzettingen als gevolg van het zeewater vormen een dun laagje met koude grijze zeeklei en brakwaterschelpen. Waar de inbraak met rivierwater het land overstroomde, vinden we de zoete rivierklei die warm reebruin van kleur is. Er zijn kleurvariaties aangetroffen van licht naar donker tot bijna zwart die werden veroorzaakt door de invloed van organisch materiaal en ijzer op de klei.  

Afbeelding. Zelf vervaardigde reconstructie Grote Waard. Situatie in 1421.  

Het overstromingswater zal allereerst de lagere delen van het landschap hebben opgezocht. Aangenomen wordt dat het zoute water noord- en oostwaarts de Grote Waard in stroomde en het grote gat vormde dat later de Biesbosch werd genoemd. Het zeewater ontmoette het zoete water uit de doorbraak van de Merwededijken. Uiteindelijk werd het zoute zeewater door het zoete rivierwater uit de voormalige Grote Waard verdreven. 
Door de inbraken ontstonden er diepe geulen in de Grote Waard. Geleidelijk veranderde de situatie. Natte plekken vielen droog. Er was afkalving van land en tegelijk kwam er weer aanwas. Vanaf het midden van de 15e eeuw vormde zich een nieuw landschap van slikken en gorzen tussen kreken, die bij eb droog bleven.    

Het verval was een proces. 
Een belangrijk item in mijn boek is de vaststelling dat niet alles direct verwoest werd, maar langzamerhand verder in verval raakte. Doordat de middelen van bestaan gingen ontbreken, vertrokken mensen en dieren definitief naar elders. De op de droog gebleven hoogten staande gebouwen waren nog lange tijd als monumenten van herinnering zichtbaar in het landschap.